Een mening is slechts een mening en geen feit. Toch zijn velen bang voor de mening – of het oordeel – van anderen. Hoe komt dat en hoe kun je daar, met behulp van RET, wat soepeler mee omgaan?
We zijn sociale wezens. Ergens bij horen, geaccepteerd worden, mee kunnen doen, dat is voor vrijwel iedereen belangrijk. Toch kunnen we ook teveel belang hechten aan de mening van anderen. Het is nu eenmaal onmogelijk om door iedereen aardig gevonden te worden. We kunnen niet in de hoofden van anderen kijken en lopen altijd het risico dat sommigen ons niet waarderen of ons niet oke vinden. Als je gaat eisen dat je altijd leuk of aardig gevonden MOET worden, verkramp je gemakkelijk en voel je je snel minderwaardig. Je verliest ermee uit het oog dat een mening slechts een mening is.
Een vergelijking met Holle Bolle Gijs maakt misschien een en ander duidelijk: je weet wel, die enorme pop in de Efteling die mensen ertoe aan moet sporen om afval in zijn mond te deponeren: ‘Papier hier, papier hier, dank u, dank u wel’. Zo zijn wij soms geneigd om de mening van anderen, net als Holle Bolle Gijs, kritiekloos in te slikken. ‘Uw mening hier, uw mening hier, dank u, dank u wel.’
Zolang die mening van anderen positief is – men vindt ons oke of waardeert je om je prestatie – voelt dat nog wel goed. Maar zodra er kritiek dreigt, op ons als persoon of onze prestatie, zijn wij ook geneigd dat kritiekloos in te slikken en voor waar aan te nemen. En daar gaat het flink mis. Want hoezo word ik een loser, wanneer iemand anders mij een loser vindt? Als eerder gezegd; een mening is geen feit. Je kunt leren kauwen op het mogelijke kritiekpunt van de ander. Dan kun je doorslikken waar je wat mee kunt, en uitspugen wat je niet oke of acceptabel vindt.